Luc Van Hamme, adviseur-generaal bij de FOD WASO, heeft de evolutie van de regelgeving bestudeerd, alsook de bijstellingen ervan in de loop der jaren. Hij wil het debat aanzwengelen door de gevolgen van de economische veranderingen op het welzijn op het werk in een historische context te plaatsen: Vanwaar komen we? Welke evoluties hebben de Belgische en Europese wetgeving reeds ondergaan? Met welke uitdagingen worden we geconfronteerd? Daarvoor heeft hij een antwoord gezocht op de vraag of de wet Welzijn (die onlangs haar 18de verjaardag vierde…) al dan niet volwassen is geworden.
Op 16 november 2009 verscheen in het Staatsblad het koninklijk besluit van 27 oktober 2009 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. Door dit KB wordt artikel 38 van de welzijnswet uitgevoerd.
België heeft, om tegemoet te komen aan de verplichtingen van ‘richtlijn 2002/14/EG betreffende de informatie van de werknemers’, werkgevers verplicht om in bepaalde gevallen economische en sociale informatie te verschaffen aan het comité voor preventie en bescherming op het werk (Comité PBW). Hoe moet dit in de praktijk gebeuren?
Op 20 april 2015 verschenen twee koninklijke besluiten in het Staatsblad die de regels rond arbeidsongevallen licht wijzigen. De aanpassingen zijn het gevolg van het nieuwe regelgevend kader voor het huispersoneel dat ingevoerd werd na de ratificatie van IAO-conventie nr.189.
De brandweerhervorming heeft niet alleen gevolgen voor de zones, ook voor de brandweerlieden zelf verandert er een en ander. Het nieuw administratief statuut van het operationeel personeel van de hulpverleningszones voorziet in een federaal geschiktheidsattest. Elk toekomstig operationeel lid van de brandweerzones moet zo'n attest behalen voor hij of zij aangeworven kan worden in de graad van brandweerman of kapitein.
Sinds de inwerkingtreding van het systeem van de dienstencheques kunnen veel mensen volledig legaal als thuishulp werken. Deze werknemers zijn in dienst van een erkend bedrijf en werken doorgaans in de woning van de gebruiker. Maar hoe staat het met hun veiligheid? Wie is verantwoordelijk voor de verplichtingen inzake welzijn op het werk? Hoe verloopt de bescherming van de werknemers in de praktijk?
Een team van Belgische wetenschappers heeft de houding van arbeiders in de chemische industrie ten opzichte van chemische risico’s geanalyseerd. Het kwalitatief onderzoek bracht focusgroepen samen en bevroeg hen over hoe ze zelf risico's inschatten en hoe ze daar mee omgaan. Uit de resultaten komen interessante conclusies naar voren die kunnen helpen om het preventiebeleid bij te sturen.
Sinds 2002 heeft België een aparte wetgeving rond pesten op het werk. Recent begon een proces tegen twee Gentse stadsambtenaren die verdacht worden van een reeks pesterijen die het slachtoffer tot zelfmoord dreven. Het duo wordt echter niet vervolgd voor pesterijen op het werk volgens de pestwet, maar wel voor onopzettelijke doding. Hoe kan dit?
De Belgische wetgeving bevat verschillende regels om zwangere werkneemsters te beschermen. Wanneer ze op het werk blootgesteld worden aan bepaalde risico’s, moet de werkgever ze ‘verwijderen’. Vanaf 2010 gelden nieuwe regels voor de vergoeding van verwijderde werkneemsters.
In het nieuwe schooljaar zullen opnieuw duizenden scholieren onbezoldigd stage lopen in een bedrijf. Tijdens die stage kunnen ze het slachtoffer worden van een arbeidsongeval. Wat betreft de verplichtingen inzake preventie, opvolging, aangifte, … van arbeidsongevallen zal dus, afhankelijk van de toepasselijke wetgeving, ofwel de school ofwel het bedrijf actie moeten ondernemen. Wie moet welke taken op zich nemen?
De Programmawet van 27 december 2006 (BS, 28 december 2006) kondigt de oprichting van een schadeloosstellingsfonds voor asbestslachtoffers, kortweg Asbestfonds, aan. De Programmawet schetst de grote lijnen van het Asbestfonds. De uitvoering wordt geregeld in koninklijke besluiten. Het Asbestfonds treedt in werking op 1 april 2007.